Riekje Boswijk-Hummel (1946) is getrouwd met Jan Boswijk. Samen richtten zij Centrum Boswijk op. Zij werkte daar meer dan dertig jaar als therapeute en opleider aan de Opleiding voor Transpersoonlijke Psychotherapie. Ze heeft verschillende boeken geschreven, waaronder de boeken Boos en Afscheid Nemen. In beide boeken wordt veel aandacht besteed aan de emotie boos zijn.
We vragen Riekje of rouw en boosheid bij elkaar horen, wat boosheid eigenlijk is en of er een gezonde en ongezonde manier van boos zijn bestaat. Riekje heeft ook het artikel van Kim gelezen en geeft in ons interview haar professionele visie op haar ervaring. Kim was hier niet bij aanwezig en heeft dus geen zaken kunnen verduidelijken of weerleggen.
Riekje: ‘Rouw en boosheid horen inderdaad bij elkaar, ik ga daar later dieper op in. Maar in feite gaat dit stuk van Kim’s boosheid niet speciaal over rouwen. Haar boosheid heeft vooral te maken met het totale onbegrip van haar ex-partner. Wat ik hier vooral zie is een relatieconflict dat niet is uitgewerkt.
Kim was ontzettend gekwetst toen haar partner haar vroeg wanneer ze opnieuw zwanger kon worden. En dat begrijp ik, dat klinkt ongelooflijk bot. Die vraag deed haar pijn. Maar wat was de intentie van hem? Waarom vroeg hij dat? Misschien omdat hij zo dolgraag een kindje wilde met haar? Dat voelde zij niet. Het enige dat zij op dat moment gevoeld heeft, is: jij stapt zomaar over het leven van het kindje in mijn buik heen en je bent een ***. Ik lees in haar artikel dat Kim herkent bij zichzelf dat zij zich moeilijk kan uitspreken. Dat betekent dat zij toen wel degelijk pijn heeft gevoeld, maar dat niet op dat moment heeft laten weten. Als zij dat wel had gedaan, dan hadden ze het misschien kunnen uitpraten. Dan had hij haar misschien wel begrepen. Dan had hij zich misschien gerealiseerd: oh ja, natuurlijk, daar kan jij nog helemaal niet aan denken op dit moment. En dan had zij misschien begrepen hoe blij hij was dat hij een kind zóu krijgen.’
Vooruit of achteruit
Riekje: ´Wat ik ook lees, is dat haar wereld in elkaar stort als ze hoort dat er iets mis is met de baby. Ze is in een soort shock en komt in een overlevingsstand, precies zoals zij dat beschrijft. Na zo’n shock komt er (meestal) een heleboel adrenaline in je energie en dan ga je of vooruit of achteruit. Vooruit is boos worden en zeggen: ‘Potverdorie, wat flik jij me nou?’ Achteruit is bang worden, niet durven en een beetje verdwijnen. Dan kom je in een soort bevriezing terecht. Kortom, wat ik dus lees is dat zij wel even voelt dat ze pijn heeft en kwaad is, maar er verder niets mee doet. Ze bevriest haar emoties als het ware. Zodra je eenmaal in zo’n bevroren toestand zit, kom je er niet meer zomaar uit. Je voelt angst en depressiviteit en je trekt je steeds verder terug. Dat voelt zij heel goed aan bij zichzelf.’
Relationele boosheid en existentiële boosheid
Riekje ‘In mijn boek Afscheid Nemen onderscheid ik twee soorten boosheid van elkaar. Relationele boosheid en existentiële boosheid. Relationele boosheid is de boosheid die je voelt naar iemand in jouw omgeving. Dus bijvoorbeeld naar artsen, ouders, partners, vrienden, werkgever, collega’s. Die is terecht (of niet). Maar daar ‘moet’ je iets mee doen. Je ‘moet’ die kwesties uitpraten, wil je verder kunnen gaan. Of de ‘andere partij’ dat ook wil, en of jullie elkaar uiteindelijk begrijpen, is een ander verhaal. Daar kom ik zo nog even op terug, want dat speelt natuurlijk ook een rol bij het ‘oplossen’ van de boosheid. Maar er bestaat ook existentiële boosheid. Die is gericht tegen, tja noem het God. Of ‘het Lot’, het ‘Noodlot’ of het ‘Leven’. Dit gaat over het grote Waarom. Waarom overkomt mij dit? En op die vraag krijg je niet zo snel antwoord. Maar daar kan wel veel boosheid zitten.’
Maartje: Wat moet je daar dan mee? Als er niet iemand is die jouw boosheid kan erkennen?
Riekje: ‘Dan rest je niets anders dan dat je alleen nog maar kunt voelen hoe erg het is wat je overkomt en het verdriet daarover uit te huilen. Soms zeggen mensen: “Ik durf niet te huilen, want mijn verdriet is zo groot, dat ik erin verzuip.” Dan zeg ik: “Ja dat is ook de bedoeling. Want jouw kleine wil, die dit niet wil, die moet je opgeven, die moet verzuipen ten gunste van noem het maar even: de grote wil. Die grote wil zegt: ‘Zo gaat het en niet anders.” Als je je verdriet in al zijn heftigheid toelaat en uithuilt, zul je uiteindelijk op een soort bodem terechtkomen, waar je voelt – dit is het, en ik kan het niet veranderen -. Dat voelt rustig. Ik noem dit ‘aanvaarding’.
Aanvaarding of (doffe) berusting
‘Aanvaarding is iets anders dan berusting. Berusting is wanneer je met je hoofd zegt: ‘Tja nou ja, niks aan te doen. Laten we het er maar niet meer over hebben.’ Op die manier vermijd je je verdriet en pijn te voelen. Berusting zit in het hoofd, is gevoelloos. Daarom zeg je ook: ‘doffe’ berusting. Als je wél durft te voelen en daaraan toe te geven, kom je als het ware ónder je verdriet terecht en daar is de rust van aanvaarding voelbaar. Daar moet je naartoe.
Die aanvaarding voel je, zeker in het begin, vaak maar heel even. Er hoeft maar iets te gebeuren of je schiet er weer uit en dan word je weer kwaad. Emoties zijn als het weer zeg ik altijd: soms schijnt de zon, dan regent of sneeuwt het, dan breekt de zon weer door, soms vriest het, soms dooit het, enzovoort.’
Boosheid is een effect van pijn
Maartje: Hoe ontstaat boosheid?
Riekje: ‘Boosheid is een effect van pijn. Er zit altijd pijn onder boosheid. In dit geval de immens grote pijn van het verlies van je kind. Als je dat zou (durven) voelen, zou je in huilen uitbarsten en de intensiteit van dat grote verdriet voelen. Als je werkelijk zou durven uit te huilen, dan zou je uiteindelijk in een soort stilte uitkomen. Dat is de aanvaarding waar ik het eerder over had. Maar omdat die pijn zo groot is, durven mensen hem niet altijd in z’n geheel te voelen, dat is ook niet gek, want de pijn is vaak te groot om in een keer te voelen. Je kunt het het beste in stukjes en beetjes doen. Maar veel mensen onderdrukken hun pijn en nemen als het ware hun toevlucht in boosheid. In het boek Afscheid Nemen, noem ik boosheid daarom ‘een verwarde en verwarrende uiting van pijn’. Het punt waar het om draait is dus eigenlijk: durf je de pijn te voelen of niet?’
Maartje: Ik ken Kim en ik weet dat zij enorm verdrietig is geweest en nog steeds over het verlies van haar kind. Is ze niet verdrietig genoeg geweest? Welke pijn ‘durfde’ zij niet te voelen?
Riekje: ‘Wat ik in het artikel vooral zie, is die woede naar die partner. Zij voelt zich door hem gekwetst. Hij denkt alleen maar aan zichzelf en niet aan haar. Is zij niet belangrijk genoeg? Houdt hij wel van haar? Houdt hij wel van haar (hun) kind? Dát doet haar pijn en dat maakt haar kwaad, maar die boosheid laat ze niet zien. Die kropt ze op. Ik vermoed dat de woede voor haar partner haar verhindert zich werkelijk over te geven aan het verdriet en haar rouw. En dat maakt weer, dat ze niet tot aanvaarding kan komen, dus verdriet blijft voelen. Ze komt niet door haar verdriet heen omdat ze blijft hangen in haar woede. Maar pas op, ik zeg dat nu wel, maar ik kan dit niet met zekerheid beweren. Daarvoor weet ik veel te weinig van hoe het allemaal is gegaan. Dit is een algemene uitleg.’
Maartje: ‘Maar horen rouw en boosheid wel bij elkaar?’
Riekje: ‘Ja, zeker. Want als jou iets vreselijks overkomt, zoals het verlies van je kind, dan doet dat hartstikke zeer. En die pijn is zo groot, dat je, zoals ik al zei, misschien in eerste instantie die pijn niet eens in zijn geheel kunt voelen. In plaats van het verdriet binnenin je te voelen, richt je je naar buiten en word je kwaad op iets of iemand. Woede is namelijk altijd gericht op iets. Het is de arts die het niet goed doet, of de verpleegster of je partner. Of je omgeving snapt je niet, of je werkgever denkt niet mee. Of je gaat tekeer tegen God, je kan God ook uitschelden. Het is trouwens ook mogelijk om de woede op jezelf te richten. Dat voelt dan aan als een schuldgevoel. Je hebt het niet goed gedaan, bent nalatig geweest, had beter je best moeten doen, enzovoort. Als je je boosheid op jezelf richt, resulteert dat in schuldgevoel. ’
Pijn van vroeger
Maartje: Hoe kun je die enorme krachtige energie van boosheid een beetje beteugelen?
Riekje: ‘Je kan hem het beste beteugelen door te voelen waar hij vandaan komt en dan zul je altijd zien dat je woede ontstaat uit pijn. Met pijn kun je eigenlijk niks anders doen dan hem voelen en delen met mensen. Huil maar en laat je vasthouden. Je kunt boosheid dus eigenlijk het beste opvatten als een signaal: boosheid vertelt jou dat je pijn hebt. Als je in woede naar buiten ‘uithaalt’ ontstaan er vaak conflicten met anderen en dan wordt alles alleen maar erger. Dat helpt niet. Het enige dat helpt, is even een stapje terugdoen en gaan onderzoeken, wat doet me nou eigenlijk zoveel pijn?’
Maartje: Maar het is niet altijd makkelijk om erachter te komen waar je pijn precies zit toch?
‘Nee niet altijd. Het zijn ook heel vaak oude dingen die meespelen. Als ik nou mezelf neem, in mijn jeugd heb ik mezelf vaak afgewezen gevoeld. Dat speelt nu nog steeds een rol. Dus als er iets gebeurt met mijn partner of met vrienden of vriendinnen dat ik niet zo leuk vind, dan is het eerste wat ik denk: Oh hij of zij wijst me af en dat doet zeer. Dan is het aan mij om te voelen: Ho ho, wacht even, klopt dit wel? Dan trilt als het ware die pijn van vroeger mee in het hier en nu. Dan zeg ik tegen mezelf: Kijk nou eens wat die mensen werkelijk zeiden of deden. Dan blijkt vaak dat je de ander helemaal niet goed ziet, dat je iets anders hebt geïnterpreteerd dan dat er bedoeld is. Je projecteert er zelf iets op. Ik weet nu van mezelf dat dit is mijn zwakke punt is en daardoor kan ik makkelijker denken: Oh daar ga ik weer, ik voel me weer afgewezen. Dan merk ik dat ik niet meer boos ben, maar weer even de pijn van vroeger heb gevoeld. Zo kunnen er allerlei dingen meespelen. Alleen de kunst is om het te durven voelen. Soms is het even nodig om eerst even te huilen en lukt het je pas daarna om te voelen waarover het allemaal gaat.’
Boos zijn is logisch
Maartje: Maar is er dan een gezonde manier van boos zijn. En een ongezonde manier van boos zijn.
Riekje: ‘Ik noem boosheid niet gezond of ongezond en ook niet terecht of onterecht, maar logisch. Het is logisch dat je boos bent, want er is pijn. Veroordeel het niet. Voel vooral dat je boos bent, maar zie het als een signaal voor wat er aan de hand is, een symptoom van pijn. Soms heeft die pijn te maken met iets van vroeger zoals ik hierboven beschreef en soms gewoon van het hier en nu. Maar die boosheid, dat is een signaal van iets en dat ‘iets’ dat moet ter sprake gebracht worden. Alleen het liefst niet woedend. Want als jij woedend uitvalt, dan gaat de ander zich automatisch verdedigen. Als jij gaat slaan (hopelijk figuurlijk), dan gaat de ander terugslaan. Dan kom je meestal echt niet verder. Natuurlijk word je soms boos, maar kijk uit met hoe je ermee omgaat.’
Maartje: Wat kun je dan wel doen?
Riekje: ‘Soms is het goed om even bij iemand anders uit te razen en op die manier een beetje tot jezelf te komen. En je dan af te vragen: waar gaat het me eigenlijk over? Dat moet je wel ter sprake brengen. Kim had tegen haar(ex)partner moeten zeggen: ‘Hé sorry maar jij praat over mijn ongeboren kind alsof het er al niet meer is en dat doet mij ongelooflijk veel pijn.’ Als die man dat had kunnen horen en (heel belangrijk) dat had kunnen begrijpen, dan was er misschien er heling gekomen.
Maartje: Wat gebeurt er als je je boosheid niet uit maar juist inhoudt?
Riekje: ‘Woede is niet slecht, zoals ik al zei, woede is logisch en het is goed om eventuele woede bij jezelf op te merken, want als je het onderdrukt, gaat het ‘ondergronds’. Dan manifesteert het zich op den duur misschien in valsheid, giftigheid, verbittering of zelfs in ziektes. Hoge bloeddruk of slaaploosheid, dat soort dingen. De motor staat aan maar er komt niks uit.’
Maartje: Maar Kim en haar partner zijn uit elkaar, zij kan haar boosheid niet meer uiten. Waar moet zij met die boosheid naar toe?
Riekje: ‘Ja dan denk ik als therapeut natuurlijk meteen: ga in therapie. Als ik Kim op mijn spreekuur zou krijgen, dan zou ik zeggen: ‘Stel je maar voor, daar zit ie. Wat zou je tegen hem willen zeggen?’ En dan zou ik haar stimuleren alles wat ze te zeggen heeft, naar buiten te brengen. Inclusief al haar woede.’
Maartje: Maar ze krijgt geen erkenning meer?
Riekje: ‘Bij deze manier van werken visualiseer je de ander voor je en op het moment dat je werkelijk gezegd hebt wat je te zeggen hebt, kun je nagaan hoe die ander dan naar je kijkt. Als je dan ziet dat de ander je werkelijk begrijpt, ontstaat er altijd rust en kun je je pijn voelen en met de ander delen. Je hebt dan in feite je ‘innerlijke partner’ de waarheid verteld en die ‘innerlijke partner’ heeft je begrepen. Dat geeft de rust. Je hebt daarna geen begrip van de feitelijke partner meer nodig. Het zou heel mooi zijn geweest als Kim uit het voorbeeld dat had gekund, want alles bij elkaar is dit een hele tragische geschiedenis.’