In verwachting. Wat gaat alles lekker. Niks te wensen. Een lieve vriend, een fantastische dochter van twee, een mooi huis, fijne vrienden. Sinds twee weken heb ik een nieuwe baan én ik ben twintig weken zwanger!
Ons gezin wordt compleet, na vele hormoonbehandelingen. Ik voel me lekker in mijn lijf, vind mezelf mooi met mijn dikke buik. De dag voor de 20-wekenecho zeg ik tegen een vriendin: ‘Alles gaat zó goed, ik ben benieuwd hoe lang dat gaat duren. Nooit had Sophie kunnen weten dat wij niet lang daarna de zwangerschap afbreken.
Te veel vocht
Een routine-bezoek, zo voelt de 20-wekenecho. Natuurlijk wéét je wel dat het een belangrijke echo is waarop ze wel een miljoen afwijkingen kunnen ontdekken, maar dat gebeurt tóch nooit. Hoe vaak hoor je nou eigenlijk dat het mis is? Juist: nooit. Ja, heel af en toe een horrorverhaal over een vriendin-van-een-vriendin-van-een-vriendin. En toch… na vijf minuten stopt de echoscopiste. Ze kijkt ons indringend aan. Er zit teveel vocht in het hoofdje van de baby, zegt ze. Ze wijst op de monitor. Een zwarte vlek. Of dat ernstig is kan ze niet zeggen, maar het is reden genoeg om ons door te verwijzen naar een specialist. De grond zakt weg. Tranen rollen over mijn wangen terwijl ze de rest van het lijfje bekijkt. Alles lijkt verder in orde. En o ja, het is een jongen.
Job heet hij
Verdoofd lopen we naar de auto. Job, zo heet hij. We weten het meteen. De longlist van babynamen is ineens ingekort. Job. Onze lieve Job. En iedereen mag het weten. ‘De baby’ klinkt zo onpersoonlijk. Ik vraag me steeds af: hoe voelt Job zich nu in mijn buik? Heeft hij pijn? Hoe gaat het met hem? Ik wil iets voor hem doen. Ik wil hem wiegen, troosten, vasthouden… lieve Job, je mama is bij je. Een paar onzekere weken breken aan waarin Job’s lot nog onbeslist blijft. We zijn snel in goede handen. Een specialistisch ziekenhuis met een team van kinderneurologen, echoscopisten, maatschappelijke werkers en gynaecologen.
Bang voor het allerergste
We zijn bang voor het allerergste. Het grijze gebied waarin we moeten beslissen over zijn leven of dood. Wat als één van ons hem wil houden en de ander de zwangerschap wil afbreken? Wat doen we dan? Hoe neem je zo’n beslissing? We proberen niet vooruit te lopen op dit helse scenario en besluiten mee te gaan in het tempo van de specialisten. Die nemen één stap tegelijk en sluiten daarbij steeds iets uit. Nee, het is geen down-syndroom. Nee, er zijn geen andere chromosoomafwijkingen. Dat klinkt als goed nieuws, maar het vocht in Job’s hoofd wordt elke dag meer en zijn hersenontwikkeling komt steeds verder achter te liggen. We hebben een indringend gesprek met een neuroloog. Ondanks dat ze niet kunnen achterhalen wat hij precies heeft, zal Job hoogstwaarschijnlijk nooit leren lopen, niet zelfstandig kunnen eten, poepen of zelfs hoesten. En de vraag is hoe lang hij zal leven buiten mijn buik.
We gaan de zwangerschap afbreken
Onze nachtmerrie wordt werkelijkheid. We staan voor een onmenselijke keuze. Een keuze over het leven van ons eigen kind. We staan er al snel volledig achter: we gaan de zwangerschap afbreken. Deze toekomst willen we Job niet geven. Het voelt heel helder. Als moeder schreeuwt alles in me dat ik voor Job wil zorgen. En ik besef me ineens dat er maar één manier is om dit te doen. Door hem verder leed besparen. Ons besluit staat vast. Uit liefde voor hem. Nadat we het besluit definitief genomen hebben rijden we in de stromende regen van het ziekenhuis naar huis. Huilend stoppen we bij de MacDrive. Fastfood is onze guilty pleasure geworden. Zo ziet het toppunt van triestigheid er dus uit. We lachen door onze tranen heen. Een perfecte scene voor de slechtste film aller tijden.