Bestaat geluk nog als je twee kinderen verliest?

twee kinderen verliest

Karin en Suzan gaven een interview aan NEL 1. Allebei zeggen zij: ‘Ondanks het enorme verdriet, kun je het geluk weer vinden, óók als je twee kinderen verliest.’ – Dit artikel staat in NEL 1. Bestel NEL 1 of NEL 2 op nelmagazine.nl.

Zoon en dochter van Karin: Justin 13 oktober 2016 – 21 januari 2017. Isa 8 januari 2018 – 30 maart 2018.
Dochters van Suzan: Sara 29 juli 2014 – 19 september 2014. Liv 1 oktober 2015 – 13 oktober 2015.

Suzan: ‘We kwamen thuis na de crematie van Sara. Ineens was er die enorme stilte. Ons kind niet meer in haar bedje, ons huis leeg. Dat vond ik heel angstaanjagend. Beklemmend ook, en overweldigend. Je weet dat je er iets mee moet, met dat enorme verdriet. En tegelijkertijd heb je geen idee waar je moet beginnen. Je weet alleen dat het levenslang is en heel groot, veel te groot om te kunnen overzien. Je moet erdoorheen.’

Karin: ‘Toen Justin net was overleden kwam de huisarts langs. Hij wilde een recept klaarleggen voor kalmeringspillen, in deze situatie schijnen huisartsen dat heel vaak voor te schrijven. Maar ik wilde het niet. Je moet inderdaad door het verdriet heen. En ik wilde het ook echt voelen, het niet uit de weg gaan. Het hoort bij de liefde voor je kind.’

Angstaanjagend

‘Maar ik herken wat Suzan zegt, dat het angstaanjagend is. Je weet niet wat er gaat komen, alleen dat het zo groot is. Ik dacht: ik word nooit meer gelukkig, het komt nooit meer goed. Hoe moet ik nu opstaan? Doorgaan? Dat was de eerste dagen heel sterk, dat ik echt niet wist hoe het ooit nog goed zou komen. Ik ging veel lezen, op internet. Ik had hoop nodig.’

Suzan Hilhorst schreef een boek over het verlies van haar dochters: Sara & Liv.

Suzan: ‘Ik zat in het ziekenhuis, Liv was net overleden. En ik kon alleen maar zeggen: ik kan het niet, ik kan het niet. Niet nog een keer. Het bijzondere was dat de cardioloog toen naast me kwam zitten, haar arm om me heen sloeg en zei: ‘Je kan het wel, ik heb het vaker gezien.’ Dat was zo klein, maar ongekend belangrijk. Op dat moment denk je: ik ben de enige ter wereld, maar dat was ik dus niet. Iemand anders maakte dit blijkbaar ook mee en kon ook doorgaan. Dat was voor mij essentieel om te weten. De arts gaf mij hoop.’

Hardop lachen

Karin: ‘Ik kwam thuis uit het ziekenhuis, nadat Justin was overleden. Wekenlang had ik op de intensive care geleefd en Sophie en Milan amper gezien. Milan zat in bad en ik was aan het filmen terwijl hij grappigs iets deed, ik weet niet eens meer wat. Toen hoorde ik mezelf lachen. Ik weet nog dat ik dacht: dit kan toch niet? Mijn kind ligt dood in de kamer hiernaast en ik sta een beetje te lachen? Ik vond echt dat dat niet hoorde, niet mocht. Nu denk ik: natuurlijk mag dat wel. Je mag gewoon lachen, de dag zelf, de dag erna, wanneer je maar wil. Er zijn nog steeds mooie dingen in het leven en die mag je ook zien.’

Suzan: ‘Ik had precies hetzelfde. Toen ik voor het eerst weer lachte, moest ik daarna heel erg huilen. Ik was geschrokken. Toen realiseerde ik me nog niet dat je gelukkig kunt zijn, terwijl je tegelijkertijd ook verdrietig bent. Dat die twee emoties naast elkaar kunnen bestaan.’

Karin: ‘Na de dood van Justin was ik heel erg bezig met het geluk weer voelen, dat wilde ik zó graag. Toen Isa werd geboren, voelde ik: ik kan weer écht gelukkig zijn. Ondanks al het verdriet, voelde ik weer puur geluk. Mijn broertje zei: ‘Ik zie voor het eerst weer een twinkeling in je ogen.’ En dat was ook zo. Niet dat een nieuw kindje alles goed maakt, maar dat ik het gevoel weer kon hebben, daar was ik zo blij mee.’

Suzan: ‘Het heeft ook niet te maken met het kindje zelf, maar met dat je weer iets doet met je leven. Dat je weer een doel hebt. Misschien een beetje cru, maar het kan ook zijn dat je een nieuwe baan had gekregen. Het gaat erom dat je stappen zet.’

Karin: ‘Ik las jouw boek toen Justin net was overleden. Jij schreef: het kan naast elkaar, verdriet en geluk, je schakelt heel makkelijk. Ik dacht: dat lijkt me niet.  Maar naarmate de tijd vorderde, merkte ik dat je gelijk had. Als ik Sophie en Milan iets zie doen waar ik heel gelukkig van word, ben ik tegelijkertijd heel verdrietig om Justin en Isa.’

Suzan: ‘Emoties worden alleen maar groter, maar wel alle emoties. Verdriet én geluk. Ze zijn ook met elkaar verbonden. Als wij op vakantie gaan en echt zo’n perfect dag hebben, dan denk ik: er hadden twee meisjes bij moeten zijn. Dan voel je dat verdriet én het geluk. Iemand zei laatst: ‘Dat is geluk met een zwart randje.’ Maar zo is het niet, want het is wel puur geluk.’

Karin: ‘Geluk zit écht in kleine dingen. Ik waardeer alles meer, kan zoveel meer genieten. Sowieso alle geluksmoment met Sophie en Milan, en met Wim. Die zijn veel belangrijker geworden, veel intenser. Als Sophie en Milan iets over Justin en Isa zeggen, voelt het even heel compleet. Maar ook andere dingen, ik geniet bijvoorbeeld veel meer van de wintersport. Van mooi weer. Waar ik vroeger gehaaster was, neem ik nu de tijd om daarbij stil te staan.

Bewuster van de liefde

Suzan: ‘Voor mij is geluk dat ik me nog bewuster ben van de liefde, ook al klinkt dat misschien zweverig. Wij missen Sara en Liv zo erg, omdat we ontzettend veel van ze houden. Dat gegeven vind ik mooi. We zijn maar een fractie van een seconde op deze wereld en je kunt lange discussies voeren over de zin van het leven en waarom we hier zijn, maar laten we elkaar maar gewoon liefhebben.’

Karin: ‘Wij hebben er ook voor gekozen om te genieten van het leven en mooie dingen te zien. Onze kinderen zouden niet hebben gewild dat wij niet meer zouden genieten. Ze komen niet terug, ook niet als je in bed blijft liggen. Ze zijn hier niet gekomen om alleen maar verdriet te brengen.’

Suzan: ‘Wij hebben ons op een gegeven moment gerealiseerd dat het verhaal van Sara en Liv óók een verhaal is van trots, dankbaarheid en liefde. Daarom vertel ik het ook graag. Je merkt vaak dat mensen het moeilijk vinden om erover te beginnen, en dat snap ik, maar ik vind het fijn om het over mijn dochters te hebben. Na de begrafenis van Liv gingen we naar een café om met iedereen na te praten. Veel mensen wisten gewoon niet meer wat ze moesten zeggen, en dat spraken ze ook uit. Dat was fijn, dat ze het wel zeiden en ons niet uit de weg gingen. Ik wist het zelf eigenlijk ook niet, wat je in zo’n geval zegt.’

Karin: ‘Maar zeg wel iets. Ik merk dat mensen het moeilijk vinden en me daardoor soms negeren. Het is ook lastig, dat begrijp ik wel.’

Suzan: ‘Hoe gaat het met je, dat vind ik een mooie start voor een gesprek. Ik stond met een collega bij de koffieautomaat. Hij zei: ‘Ik wil wat aan je vragen over je dochters, maar ik ben bang dat ik dan weer dingen bij je oprakel.’ Zo werkt het natuurlijk niet. Het is niet dat je mij eraan herinnert dat mijn kinderen zijn overleden. Ik geloof trouwens niet dat mensen het ooit echt vervelend bedoelen. Het is gewoon ongemak.’

Karin: ‘Dat geloof ik ook, al zijn er wel heel lompe opmerkingen. Iemand zei tegen mij: ‘O ja, ik heb ook een miskraam gehad. Dat is natuurlijk óók heel verdrietig maar voor mij wel iets anders dan twee kinderen verliezen na zo’n angstige tijd.’

Suzan: ‘Ik hoorde een keer: ‘Wel fijn voor Nils dat hij nu alle aandacht krijgt.’’

Karin: ‘Je kunt dus zeker de plank misslaan. Op zo’n moment kan ik daar ook heel boos om worden, maar achteraf denk ik: ze bedoelen ook dat niet slecht. En misschien was het mijzelf ook wel overkomen, had ik iets doms gezegd als ik niet de ervaring had wat wel en niet handig is. Wat ik soms lastig vind, is als mensen vragen hoeveel kinderen ik heb. Ik zeg altijd vier en leg dan niets uit, tenzij ze er echt naar vragen.’

Suzan: ‘En dan hoop ik soms dat ze niets vragen. Mijn nieuwe tandarts vroeg hoeveel kinderen ik had. Ik zei drie, maar ik had alleen Nils ingeschreven. Wel belangrijk om die andere twee ook in te schrijven, antwoordde hij. Ik dacht: ik gooi het er maar gewoon in, dus ik vertelde hem dat ze overleden zijn. Dan weet je dat je direct een vrij ongemakkelijke situatie krijgt, en soms vind ik dat dan vervelend voor de ánder. In het begin voelde ik me nog wel eens schuldig als iemand zei: ‘En dat je er dan nog zo vrolijk bij zit.’

Karin: ‘Of dat je zelf net een goede dag hebt en iemand begint te huilen, dat vind ik ook wel eens moeilijk. Je kunt dan niet zomaar doorlopen, terwijl ik soms denk: ik wilde eigenlijk wel weer even verder.’

Suzan: ‘Maar je weet ook niet altijd wat je raakt bij mensen. Als ze zelf ooit een kindje hebben verloren, of misschien bijna, dan maak je iets los. Het is de grootste angst van elke ouder dat je kind ziek wordt of overlijdt. Laat staan dat het je twee keer overkomt.’

Voor allebei hetzelfde

Karin: ‘Ik merkte dat mensen het heftig vonden, twee kinderen overleden. Maar ook dat ze na Isa dachten: zij gaan wel weer verder. Ik vond het soms lastig dat er bij Justin voor mijn gevoel meer aandacht voor was, omdat ik Isa niet te kort wilde doen. Ik wilde voor haar precies hetzelfde als we voor Justin hadden gedaan rondom zijn overlijden. Dezelfde hoeveelheid mensen, dezelfde kaarten, dezelfde liefde en aandacht. Tegelijkertijd ging ik er zelf ook anders mee om. Toen het kistje voor Justin binnenkwam, werd ik helemaal gek. Dan zie je voor het eerst zo’n klein kistje. Bij Isa was dat al anders, toen was ik veel rustiger. Het verdriet is hetzelfde, en even groot, maar je weet al wat je kan verwachten. Dat maakt uit.’

Suzan: ‘Na het overlijden van Liv zag ik wel op tegen het verdriet, wéér dat verdriet. En alleen nog maar groter. Hoe dan? Dat wordt maar op je pad gegooid en daar moet je mee dealen.’

Karin: ‘Dat herken ik wel. Toen we na de begrafenis van Justin thuiskwamen, zijn we met z’n vieren in bed gaan liggen en uiteindelijk in slaap gevallen. Met elkaar, dat was het enige wat telde. Datzelfde hebben we na de begrafenis van Isa ook gedaan, maar toen kon ik alleen maar trillen, ik had het ijskoud. Ik weet nog dat ik dacht: nu moet ik er weer doorheen, opnieuw dat enorme verdriet. Maar tegelijkertijd is het misschien wel net zoals wanneer je een tweede kind krijgt. Je hebt al wat meer ervaring, weet beter wat je te wachten staat. Na Justin dacht ik: ik kom nooit meer omhoog. Na Isa wist ik dat weer gelukkig kon worden, dat ik weer zou kunnen lachen, dat ik weer zou kunnen genieten. Niet dat het daardoor makkelijker was, maar ik had wel vertrouwen.’

Opgestapelde rouw

Suzan: ‘Ik merkte wel dat de rouw de tweede keer anders was. Het was opgestapelde rouw, het kwam bovenop het verdriet om Sara. Ondanks alles, ondanks wat de arts had gezegd, dacht ik toch: ik kan dit niet, dit is te veel. Wat ook uitmaakte, was dat we van Sara rustig afscheid hadden kunnen nemen. Ze lag al vijf weken op de intensive care aan de hartlongmachine. Nadat we van de artsen hadden gehoord dat ze nooit meer beter zou worden, konden we zelf bepalen wanneer we de hartlongmachine zouden uitzetten. De laatste nacht sliepen we naast haar op de zaal. Ze was nog een keer heel bewust wakker, met grote ogen keek ze naar mij en naar Jens en daarna viel ze in een diepe slaap. De volgende ochtend kregen we een eigen kamer en werd ze voorzichtig van de hartlongmachine afgehaald. We hielden haar in onze armen, draaiden onze eigen muziek. Hetzelfde nummer, op repeat: Tonight (I am on top of the world). En zo overleed ze in onze armen. Onder de omstandigheden was dat een goed gevoel. We namen bewust afscheid, we hebben haar laten gaan. Bij Liv was dat totaal anders. Zij overleed nog dezelfde dag dat ze ziek werd. Die ochtend leek er nog niets aan de hand. ‘s Middags veranderde haar ademhaling en gingen we naar het ziekenhuis, omdat we het toch niet helemaal vertrouwden. Ook al was Liv al een paar keer uitgebreid onderzocht en zeiden de artsen dat alles er goed uitzag. In het ziekenhuis ging het helemaal mis. Haar hart faalde en ze werd naar de intensive care gebracht, wij renden achter haar bed aan. Niet veel later werd Liv in onze armen gelegd en was ze er ineens niet meer. Het verschil met het bewuste afscheid van Sara was enorm. Dat maakt uit voor het rouwproces.’

Opeens was ze er niet meer

Karin: ‘Isa ging uiteindelijk ook heel snel. Wij wisten toen al wel ruim twee weken dat ze zou overlijden, maar de arts had gezegd dat het een dag of een jaar kon duren. Ik had wel tegen de thuiszorg gezegd dat ik hoopte dat Isa thuis zou overlijden en dat alleen wij erbij zouden zijn. Zo is het uiteindelijk ook gegaan. Ze lag tussen ons in, het was vier uur ’s nachts en opeens was ze er niet meer. Voor ons gevoel kwam het toch nog onverwacht, omdat het zo snel ging. Wat voor mij uitmaakte, was dat ik blij was om wat haar, en ons, bespaard was gebleven. De dag nadat ze was overleden, hadden we naar het ziekenhuis gemoeten voor allerlei zuurstofflessen en een sonde. Wim en ik hadden eigenlijk afgesproken: we doen alleen zuurstof. Maar je gaat toch elke keer een stapje verder, want je wil het zo lang mogelijk rekken. Dus dan ook maar een sonde, dan ook maar speciale voeding. Haar kamertje zou een klein ziekenhuisje worden. Toen dacht ik wel: wat gaan we haar aandoen, ons gezin, onszelf?’

Suzan: ‘Dat is zo herkenbaar. Wij waren ook opgelucht dat Liv een lang ziekbed bespaard is gebleven. Ze heeft slechts twee weken geleefd, maar wel twee weken vol liefde. Kraamvisite hielden we af, alles draaide uitsluitend om haar. Liv lag op mijn borst en kreeg aandacht bij elk kikje dat ze gaf. Ik vond het moeilijk dat zij zo plotseling vertrok en dat we niet echt afscheid konden nemen, maar aan de andere kant weet ik wel dat zij alleen maar liefde heeft gekend, en geen pijn.’

Karin: ‘Je zoekt altijd naar iets positiefs, merk ik. Dat het niet alleen maar verdriet is.’

Niet alleen verdriet

Suzan: ‘Ik heb inmiddels geleerd dat je twee dingen kunt doen: je kunt kwaad worden en roepen: waarom ik, het is zo oneerlijk! Maar je kunt ook denken: waarom niet? Er bestaat niet zoiets als een almachtige scheidsrechter. Natuurlijk ben ik ontzettend kwaad geweest, en soms nog steeds, maar het punt is: je schiet er niets mee op.’

Karin: ‘En niemand die je een antwoord kan geven.’

Suzan: ‘Nee, precies. Op die grote waarom-vraag krijg je geen antwoord. Het levert alleen maar woede en frustratie op. Dat is trouwens soms heel fijn, woede. Zolang je woedend bent, hoef je dat verdriet niet te voelen. Woede en verdriet zijn allebei negatieve emoties. Het verschil is dat woede niet zoveel oplost, en verdriet wel. Het mooie aan verdriet vind ik dat hoe meer je je openstelt en hoe meer je het aangaat, hoe meer het een onderdeel wordt van jezelf en hoe meer je ermee leert leven. Verdriet is heel krachtig, net zoals liefde. Je kunt het gebruiken om iets moois te doen, om het om te zetten naar iets positiefs. Verdriet maakt je zacht, woede maakt je hard. Maar dan nog, ook al weet ik dit, dat betekent niet dat het altijd makkelijk is. Eind vorig jaar had ik echt een inzinking. Ik was bij een buurvrouw die haar man is verloren en zij zei tegen mij: ‘Volgens mij is jouw verdriet nu weer even heel erg aanwezig, maar laat je dat niet gebeuren.’ En dat was ook zo, ik wilde het niet, zat vol in verzet. Toch zal je daar dan weer doorheen moeten, elke keer opnieuw. Het komt in golven.’

Karin: ‘En vaak als je het niet verwacht. Met baby’s heb ik soms moeite, maar ook als iemand iets zegt wat daar niet eens mee te maken heeft. Of als ik iets zie dat me aan Justin doet denken, of aan Isa, of aan het ziekenhuis. Een persoon, een kledingstuk, de kleur van een kinderwagenkap – van alles. Soms zie ik dat en doet het me niets, en op andere momenten kan zoiets me heel erg raken.’

Ik zorg in mijn hoofd

Suzan: ‘Ik heb niet echt moeite met baby’s, wel met mensen die erg zeuren over hun kinderen. Of mensen die aan mij gaan vertellen hoe druk het wel niet is met drie kinderen. Wat mensen soms vergeten, is dat ik het óók druk heb met drie kinderen. Ook al leven ze niet, ik ben in mijn hoofd voor Sara en Liv aan het zorgen. Nils breng ik naar school en dan denk ik zomaar een uur of langer niet aan hem. Sara en Liv zijn er continu. Natuurlijk doe ik dan ondertussen ook andere dingen, maar het is een ander soort liefhebben. Naar Nils uit ik mijn liefde door hem te knuffelen, drieduizend kussen te geven, hem te begeleiden bij het opgroeien. Maar de meisjes, die kan ik alleen liefhebben in mijn hoofd. En in mijn hoofd gaan ze verder, worden ze groter. Dat is, denk ik, wat de rouw om een kind typeert. Voor de wereld zijn ze steeds minder zichtbaar, terwijl hun aanwezigheid voor ons juist met de dag alleen maar groter wordt.

Sara en Liv zijn een onderdeel van mij geworden. Zoals karaktereigenschappen bij mij horen, horen zij ook bij mij, zitten ze in mij. En de liefde die ik voor ze heb, is daar ook. Er is geen andere plek waar zij bestaan, behalve in mij en in Jens. Nils is van zichzelf, die maakt zich steeds meer los. De meisjes blijven in mij. Ze hebben van mij geen ander mens gemaakt, ik ben juist meer mezelf geworden. De ruis is weg.’

Karin: ‘Door het overlijden van mijn kinderen, weet ik veel beter wat ik wel en niet wil. Ik doe geen dingen meer omdat ik denk dat het moet of hoort, ik denk eerst vanuit het belang van de kinderen en Wim en mij. Willen we dit doen, is het fijn voor de kinderen? Nee? Dan doen we het niet. Dat kon ik vroeger niet.’

Verdriet geeft me kracht

Suzan: ‘Voor mij geldt dat ik erachter ben gekomen wat mij gelukkig maakt, wat ik echt belangrijk vind. Dat heeft bij mij met schrijven te maken. Toen ik vijf was wilde ik maar één ding: een boek schrijven. Maar ik maakte carrière bij de televisie en dat vond ik ook geweldig, alleen weet ik nu: dat ben ik niet. Mijn werk bij de televisie is fantastisch, maar ik bén een schrijver. En daarin ben ik erg kritisch, onzeker ook. Vaak ben ik begonnen aan een roman die ik vervolgens nooit voltooide. En toen kwamen Sara en Liv en moest dat boek er gewoon komen. Eenmaal af, hoorde ik twee stemmetjes in mijn hoofd die zeiden: en nu naar een uitgever. Dat vond ik doodeng, maar mijn dochters gaven me het duwtje dat ik nodig had. Inmiddels is er een tweede, fictieve roman en ben ik bezig met een derde. Elke keer zijn het Sara en Liv die me over de streep duwen. Het feit dat zij overleden zijn, zal nooit positief of mooi kunnen zijn. Maar wat ik er vervolgens mee doe, kan dat wel. Het is ook verdriet dat me kracht geeft. Op een gegeven moment stelde ik mezelf niet langer de vraag: waarom ik, of waarom wij? Maar in plaats daarvan: wat kan ik hiermee doen? Hoe kan ik dit omzetten in iets positiefs? Dat is ook een gedachte waarmee je weer wat controle krijgt over je leven. Je hebt geen invloed op de dingen die gebeuren, maar wel op hoe je met de dingen omgaat. Ik heb twee kinderen verloren, en ik heb gekozen voor het geluk. Je hebt altijd een keuze, hoe moeilijk dat ook lijkt.’

TEKST: Mariëtte Middelbeek FOTOGRAFIE: Kijklens.nl