Moeder en dochter over het verlies van hun kinderen Remy & Bo. Rita verloor haar 22-jarige zoon Remy in 2015 door zelfdoding, haar dochter Manon (de zus van Remy) krijgt vier jaar later een dochter Bo, het lichtpuntje in de familie. Bo overlijdt als ze 5 weken oud is aan hersenvliesontsteking. Ik ben benieuwd hoe het voelt om een (bijna) volwassen kind te verliezen en een baby, wat daar de verschillen in zijn. Ik ben ook benieuwd of er op zelfdoding een extra taboe rust. Ik ben benieuwd of moeder en dochter elkaar nu beter kunnen steunen.
Maartje: ‘Remy heeft suïcide gepleegd, of ja hoe wil je graag dat dat genoemd wordt. Zelfmoord is zo’n naar woord.’
Rita: ‘Zelfmoord vind ik verschrikkelijk. Zelfdoding zeg ik vaak. Of, als mensen vragen waar mijn zoon aan is overleden, zeg ik ook wel: ‘Het was zijn eigen keuze.’ Maar ook dát vind ik niet helemaal waar. Hij heeft ervoor gekozen om uit het leven te stappen. Maar het ís eigenlijk geen keuze. Er waren voor zijn idee waarschijnlijk geen opties meer. Hij had het natuurlijk ook liever anders gezien.’
Maartje: ‘Wat is er gebeurd met Remy?’
Rita: ‘Remy was 22 toen hij een einde aan zijn leven maakte. Op het moment dat het gebeurde was het een totale shock voor ons. Maar achteraf konden we ons wel herinneren dat we ooit tegen elkaar hebben gezegd: ‘Ik zeg niet dát hij het doet, maar het zou zomaar kunnen.’
Manon: ‘Ja dat weet ik ook nog wel, maar dat was wel jaren ervoor. De periode waarin het gebeurde wist ik dat hij niet lekker in z’n vel zat. Dat voelde ik wel. Ik wilde het er graag met hem over hebben en nodigde hem uit om een filmpje te komen kijken bij mijn thuis. Maar hij had dat volgens mij meteen door. ‘Nee, we gaan wel naar de bioscoop zei hij’. Met een datum kwam hij niet. Ik bleef om een afspraak zeuren, maar het is er niet van gekomen.’
Maartje: ‘Was hij depressief?
Manon: ‘Nee, ja nou tenminste…’
Rita: ‘Ja het moet wel bijna. Maar hij had altijd een masker op.’
Manon: ‘Het was zo’n vrolijke jongen, of tenminste zo oogde hij, hij was echt een allemansvriend. Hij had superveel vrienden, op het werk, op z’n school, bij de voetbal. In ons dorp en de dorpen eromheen kende heel veel mensen hem. Op zijn uitvaart waren bijna 1200 man.’
Rita: ‘Hij wist het heel goed te verbloemen. Hij heeft al die tijd een masker opgezet.’
Maartje: ‘Ik kan me voorstellen dat dat misschien nog zwaarder is. Dat je je heel rot voelt maar je wil dat niet laten zien aan mensen. Dat lijkt me heel eenzaam.’
Rita: ‘Ja dat houd je dus ook niet vol. Heel veel mensen konden het ook niet geloven dat hij er zelf een einde aan had gemaakt. ‘Remy?! Remy?! Nee, dat kan toch niet!’ Was de reactie van iedereen. Maar het kon dus wel. Ik had redelijk snel het besef, ja het kan dus wel. Ik snapte het wel.’
Manon: ‘Ik wist dat hij niet lekker in z’n vel zat, maar ik had alleen niet door dat het zo diep zat. Verdomme, denk ik dan, had ik niet ergens toch… Maar hij wilde er zelf niet over praten, anders had hij bijvoorbeeld wel ingegaan op de afspraak die voorstelde. Dus in die zin verwijt ik mezelf niks.’
Maartje: ‘Rita voel jij dat ook zo?’
Rita: ‘Ja, ja.’
Schuldgevoel
Maartje: ‘En schuldgevoel heb je dat ook niet?’
Rita: ‘O ja dat wel. Diep van binnen weet ik wel dat dat niet reëel is, maar toch. Mijn man en ik gaan daar heel anders mee om. Hij kan zeggen: ‘Remy heeft toen dit en dit tegen mij gezegd, en ik heb daar zo en zo op gereageerd maar ik had dat anders moeten doen.’ Echt specifieke situaties benoemt hij. Ik heb een ander soort schuldgevoel. Dat ik het idee heb dat ik er niet genoeg voor hem ben geweest, toen hij jonger was. Ik werkte vaak in het weekend, misschien had ik meer thuis moeten blijven, het weekend gezelliger en knusser voor hem maken. Daar voel ik me schuldig over.’
Maartje: ‘Maar je geeft jezelf niet de schuld van zijn keuze?’
Rita: ‘Nee. Er zijn wel momenten maar ik heb geen diepgeworteld schuldgevoel. Ik vraag me wel af wat ik gemist heb, wat heb ik niet gezien?’
Maartje: ‘Heeft hij een afscheidsbrief achter gelaten of iets?’
Manon: ‘Nee, hij heeft zijn vriendin, een vriend en een neef een appje gestuurd met love u en hartjes en dat was het.’
Maartje: ‘Was dit zijn eerste poging?’
Rita: ‘Voor zover wij weten wel ja.’
Maartje: ‘Is die onzekerheid niet vreselijk, dat je niet precies weet waarom?’
Rita: ‘Voor mijn gevoel is er niet echt een waarom, ik denk dat hij in zijn leven bepaalde periodes gehad heeft waarbij gedachten aan zelfdoding in hem opkwamen. Ik denk dat deze periodes steeds langer en korter op elkaar kwamen en dat hij hier meer me om kon gaan. Voor mijn gevoel kan bijvoorbeeld het feit dat een opleiding niet past, geen reden zijn om een einde aan je leven te maken, omdat hier altijd een oplossing voor te vinden is.’
Manon: ‘Ik zie dat anders, voor mijn gevoel zijn er meerdere redenen bij elkaar waardoor Remy hiervoor gekozen heeft. Ik heb hier voor mezelf een beeld bij en daar moet ik het mee doen. In het begin dacht ik hier veel over na, dat is nu minder. Het is zijn keuze geweest. Ergens ben ik ook blij dat het zijn ‘keuze’ is geweest en dat het geen ongeluk is geweest. Als jij midden in het leven staat en je wordt daar uitgerukt door een ongeluk, dat je dood gaat terwijl je het niet wil. Vind ik ook zo erg. Hij heeft nog een gebaar gemaakt naar de machinist van sorry. Dat kan je niet doen als je het niet echt wil. Als je het niet écht wil op dat moment dan wil alles weg, je lijf je brein. Daarom ben ik ervan overtuigd dat hij dit op dat moment echt wilde.’
Rita: ‘Kort nadat het gebeurd was liep ik langs het spoor. Toen er een trein voorbij kwam raakte ik even in paniek. Ik dacht: Oh hij heeft spijt gehad hij heeft weg willen springen. Dat is de reden dat hij nog toonbaar was. Misschien wilde hij op het laatste moment toch niet meer. Van die gedachte heb ik wel last gehad. Maar mensen hebben me er daarna wel echt van overtuigd dat dit was wat hij wilde.’
Maartje: ‘Hij was nog ‘toonbaar’? Dat is meestal niet het geval als iemand voor de trein ‘springt’, lijkt mij? Ik weet dat ook niet zo goed.’
Manon: ‘Nee maar we denken dat hij door de klap is weggeslagen. Zijn benen waren niet meer toonbaar maar op z’n gezicht had hij alleen wat kleine wondjes en zijn kaak was verbrijzeld. Maar van zondag tot en met vrijdag heeft hij thuis in een open kist gelegen. Dat was wel heel fijn.’
Hij heeft er vrede mee
Rita: ‘Ik heb ook het idee dat Remy er zelf vrede mee heeft. Als Remy kon kiezen tussen daar blijven en hier terugkomen, dan denk ik dat hij ervoor kiest om daar te blijven.’
Manon: ‘Ik kan me soms bijna schuldig voelen naar mensen die ongeneeslijk ziek zijn of een ongeluk hebben gehad. Dat ik het heel erg vind als iemand doodgaat die dat niet wil. Dan denk ik, mijn broer heeft er zelf voor gekozen, hij was gewoon gezond maar hij wilde niet meer. Kon hij of zij Remy’s leven maar krijgen.’
Maartje: ‘Denk je dat ook zo bij Bo?’
Manon: ‘Nee….. nee dat is totaal anders. Die vergelijking heb ik eigenlijk nooit gemaakt. Het overlijden van Bo is voor mij echt niet te begrijpen. Hoe kan zo’n klein kindje zo ziek worden en weggenomen worden? Dan denk ik niet: had Bo Remy’s leven maar kunnen hebben. Nee dat zijn wel echt twee losse dingen.’
Maartje: ‘Wat is er met Bo gebeurd?
Manon: ‘Bo is op 22 januari 2019 met 35 weken geboren. Ondanks dat ze vijf weken te vroeg was, was alles goed. Ze dronk goed, ze hoefde niet in de couveuse en ze kon na 2,5 week mee naar huis. We hebben een heerlijke week thuis met haar gehad. Maar na die week begon ze te huilen en te krijsen. Ze stopte niet meer. Dat was vreemd want ze was helemaal geen huiler. Haar temperatuur was 37,5 ook niet schrikbarend hoog. We hebben alles geprobeerd. Met haar gelopen, haar in bad gedaan, met de auto gaan rijden. Niks hielp. Het huilen werd op een gegeven een beetje kreunen, ze wilde nog wel huilen maar ze was te moe. Dit is tóch niet goed dachten we. We belden het ziekenhuis. Na veel onderzoeken bleek ze hersenvliesontsteking te hebben. De meeste baby’s komen hier wel doorheen en de prognose was goed. Het kon wel zijn dat ze er iets aan over zou houden. Gehoorschade misschien. Ja, nou ja als dat het is dan is het zo. Liever niet, maar als ze het maar redt, dachten wij. Dinsdag kreeg ze stuipjes erbij. Toen zijn we naar het WKZ gegaan, alle andere ziekenhuizen waren vol. Op woensdag hebben ze de eerste MRI gedaan. Daar was al meer schade op te zien dan ze dachten. Ze zou naar een speciale school moeten. Ook niet erg. Het enige dat wij dachten was: als ze het maar redt. Zolang ze vreugde kan ervaren, blij kan zijn, kwaliteit van leven heeft, dan willen wij ervoor gaan. Ze kreeg meer epileptische activiteit. Woensdag was de prognose dat ze het niet zou halen 20 %. Vrijdag was dat al naar 60% gegaan. Maandag kreeg ze een nieuwe MRI. Dinsdag kregen we de uitslag en daarop zagen we dat het inderdaad echt niet goed was. Ik was blij dat het echt fout was, niet blij natuurlijk, maar blij dat het geen twijfelgeval was. Haar hersentjes waren zo beschadigd dat het niet meer kon. Ze zou forse beperkingen hebben op alle gebieden. Toen we besloten dat we er niet mee verder wilden gaan ontsond er een soort van rust. Bij Bo en daarom ook bij ons. ‘Wanneer wil je het laten gebeuren’, vroegen de artsen. ‘Morgen?’ Nee, dat vond ik echt te vroeg. Die dag erna, op vrijdag. Dat vonden ze oké. Alleen als ze echt zou gaan lijden, dan zouden ze eerder ingrijpen. Vrijdagochtend zagen we dat het genoeg was. Haar hartslag ging omlaag, ik denk dat als we niet de keuze hadden gemaakt om de apparatuur uit te zetten dat ze het ook niet had gered. We hebben haar heel veel leed bespaard, daar houd ik me maar aan vast.’
Maartje: ‘Lag ze bij jou toen ze stierf?’
Manon: ‘Ja, bij ons.’
Maartje: ‘Hoe was dat?’
Manon: ‘Vreselijk, toen ze de tube eruit haalde was het alsof ze mijn hart eruit haalden. Alsof mijn eigen hart uit m’n lichaam getrokken werd. Dat vond ik het verschrikkelijkste.’
Maartje: ‘Rita, in ons voorgesprek zei jij dat je het overlijden van Bo misschien nog wel moeilijker vindt dan dat van Remy. Omdat je nu ziet dat je dochter zoveel pijn heeft.’
Rita: ‘Het is moeilijk en vooral ook zo bizar. Ik heb een kind verloren en nu moet mijn dochter hetzelfde meemaken. Ik weet nog dat we in het ziekenhuis waren voor Bo en Manon tegen mijn man zei: ‘Oh pap, het doet toch zóveel pijn.’ En ineens ietwat verbaasd vervolgde ze: ‘Maar oh ja jullie weten er natuurlijk alles van.’ Alsof ze dat toen pas besefte. Je wil het zelf niet, maar je wil vooral niet dat jouw kind het óók mee moet maken. Zien hoeveel verdriet ze heeft. Dat vind ik heel moeilijk.’
Manon: ‘Dat vond ik andersom bij jullie en Remy ook moeilijk. Dat vond ik één van de moeilijkste dingen om dat verdriet te zien en nog zo lang ook en dat is nog steeds zo.’
Maartje: ‘Toen Bo overleed dacht je toen niet: Oh nee nu krijgen ze dit er ook nog bij.’
Manon: ‘Ja, en mijn opa, dat hij dit ook nog mee moest maken. Het voelt als falen ofzo. Ik had het ze zo graag anders gegund.’
Maartje: ‘Bo had jullie ook weer wat geluk kunnen brengen en dan gebeurt dit.’
Rita: ‘Ja, je had het zo graag anders gezien, maar ja dat geldt voor meer mensen die vreselijke dingen meemaken.’
Maartje: ‘Kan je zeggen dat de pijn van iemand van wie je heel veel houdt meer pijn doet dan je eigen pijn?’
Rita: ‘Ja absoluut!
Manon: ‘Ik denk dat je ook harder voor jezelf bent dan voor een ander. Dus dat je het daarom erger voor iemand anders vindt dan voor jezelf. Ik denk altijd dat er mensen zijn die het nog slechter hebben dan ik.’
Maartje: ‘Wie dan?’
Manon: ‘Ja mijn moeder dus. Die heeft kort na Remy ook nog háár moeder verloren, zij was dan wel 74 maar toch. Je kind, je moeder en je kleindochter in drie jaar… en voor mij m’n broer, m’n oma en m’n dochter, da’s natuurlijk ook verschrikkelijk maar toch….’
Bo voelt als een deel van mijzelf
Maartje: ‘Je broer verliezen lijkt me anders dan je kind verliezen. Hoe?
Manon: ‘Het is anders, maar het is net zo erg. Bo voelt als een deel van mezelf, alsof een deel van mij gestorven is. Wanneer ik om haar rouw voel ik pijn bij mijn hart en wanhoop. Met Remy voelt het alsof, een ander deel wegvalt. Welk deel, kan ik niet echt benoemen, het is meer een gevoel. Ik heb zoveel herinneringen aan hem heb en was zo gewend om hem in mijn leven te hebben, contact te hebben, leuke dingen te doen. Dat was bij Bo helaas nog niet zo, omdat ze zo kort bij ons geweest is. Dat maakt het dus anders, maar net zo intens. Het gemis is bij beide dan ook groot, bij Remy ebt dat nu na ruim 4 jaar wel wat meer weg. Ook omdat je gewend raakt aan het feit dat hij er niet meer is, dat is ook wel confronterend nu moet ik zeggen.’
Maartje: ‘Is iemand verliezen moeilijker als iemand langer bij je is geweest?’
Rita: ‘Remy is 22 jaar bij ons geweest en héél veel mensen hebben Remy gekend, Bo was 5 weken bij ons en er zijn maar een paar mensen die Bo hebben gekend. Dat wil niet zeggen dat Remy erger, is want ik mis Bo zéker net zoveel als Remy. Voor andere mensen is dat gevoel wel anders omdat ze geen binding hebben met Bo maar wel met Remy. Die vinden het erg voor ons dat Bo dood is, maar zij missen Bo niet. Dat vind ik heel erg moeilijk.’
Maartje: ‘Het lijkt me ‘fijn’ dat je het gemis van Remy met meerdere mensen kan delen.’
Rita: ‘Het lijkt wel of met Bo dat de afstand naar de buitenwereld groter is. Want je bent aan iemand aan het vertellen over jouw dochter of kleindochter, zij weten dat Bo er is geweest maar meer niet. Over Remy kunnen wij vertellen en mensen kunnen ons over Remy vertellen. Remy is van iedereen geweest en Bo alleen van ons. Zo voelt het.’
Manon: ‘Ja dat is zeker wel een verschil. Maar ik zie ook heel veel overeenkomsten, zeker ook in het rouwproces. Bij mezelf. In die zin ben ik ‘blij’ dat ik het rouwproces van Remy mee gemaakt hebt. Dat heeft me sterker gemaakt voor het rouwproces van Bo. Zijn rouwproces heeft me klaargestoomd hiervoor. Omdat je al weet hoe je reageert. Ook met Peter, mijn man. Je kent elkaar ook beter doordat je al een rouwproces hebt meegemaakt. Je weet hoe je reageert in bepaalde situaties. Je weet wanneer je elkaar even beter kan laten. Bij Remy ben ik bijvoorbeeld vrij snel aan het werk gegaan, maar na een paar weken werd ik zo verschrikkelijk moe. Ik moest vaak ’s middags even op de bank gaan liggen en een dutje doen, anders kwam ik de dag niet door. Dat vond ik moeilijk om te accepteren en ik verzette me er soms tegen. Maar bij Bo dacht ik laat maar komen. Nu kan ik veel beter accepteren dat het zo is. Ook bepaalde gedachtes die je hebt, dan denk ik: het is oke dat ik dat denk. Ook omdat ik nu weet dat het weer weggaat. Je hebt er meer vertrouwen in. Je kan het aan ofzo op één of andere manier, dat weet je.’
Maartje: ‘Rita voelt dat voor jou ook zo, dat je al hebt geoefend met rouwen?’
Rita: ‘Ik heb daar nooit zo over nagedacht maar ik denk wel dat dat mij ook geholpen heeft. Dat het me gesterkt heeft.’
Maartje: ‘Het klinkt eerder alsof jullie dit heeft geholpen in plaats van dat het opgestapelde rouw is geweest.’
Manon: ‘Na Remy ben ik naar rouwverwerking geweest. Mindfulness exposure, een soort van EMDR. Dat heeft me heel erg geholpen. Ik denk dat ik toen al een manier gevonden heb hoe ik ermee om kon gaan. Na Bo ben ik ook naar een psycholoog gegaan en na vijf sessies was dat genoeg. Zij heeft me laten inzien hoe veerkrachtig ik ben. Ze zei: ‘Als ik tien mensen naast elkaar zet en die hebben allemaal hetzelfde meegemaakt als jij, dan zullen zij er echt niet alle tien zo bij staan zoals jij nu.’ Dat klinkt goed, maar ik voelde me daar schuldig over. Hoe kan het nog redelijk goed gaan terwijl ik dit allemaal heb meegemaakt? Daar voelde ik me bijna slecht door. Toen zei zij: ‘Maar wat wil je?’ Welk beeld heb jij dan bij een rouwende moeder?’ Het beeld dat ik had was van iemand die maandenlang op de bank ligt. Niks meer kan en niks meer wil. ‘En hoe ben jij’, vroeg ze? ‘Nou ik doe m’n ding en ik ga ook nog wel uit met vriendinnen en ik ga op stap. Dat vind ik leuk daar geniet ik ook van. Ook nog na alles wat er is gebeurd.’ ‘En rouw jij dan niet’, was haar vraag. ‘Ja natuurlijk rouw ik wel.’ ‘Wat wil jij dan liever zijn? Wil je die rouwende moeder zijn die op de bank ligt of die rouwende moeder die je nu bent…? Op die manier heeft ze me wel laten inzien dat ik toch ben zoals ik ben en dat dit goed is.’
Dit artikel staat in NEL 2 – inmiddels is NEL 4 vanaf april 2021 verkrijgbaar.
Ik rouw niet om iedereen tegelijk
Rita: ‘Wat ik wel merk, is dat ik niet om alle twee tegelijk kan rouwen. Of eigenlijk is het alle drie. Mijn moeder is paar maanden na Remy overleden en zij was ook mijn alles. Ik kan niet om alle drie tegelijk rouwen. Het gaat bij mij echt om de beurt. Nu staat Bo weer voor mijn moeder. Ik zou ook wel af en toe om mijn moeder rouwen en dat gebeurt wel eens, maar niet genoeg.’
Manon: ‘Om oma heb ik ook bijna niet gerouwd terwijl ik ook twee handen op één buik was met haar, maar dat is wel ergens naar de achtergrond geschoven.’
Rita: ‘Ik ben óf met Bo bezig óf met Remy, of mijn moeder. Het kan niet allemaal tegelijk, dat gaat niet.’
Maartje: ‘De fases die je beschrijft duren die dan dagen of weken of uren?’
Rita: ‘Dat is verschillend, dat kunnen dagen zijn. Gelukkig zijn het geen weken want dan krijg je niks uit je handen.’
Maartje: ‘Hoe rouw jij dan? Lig je wel op de bank zoals Manon beschreef?’
Rita: ‘Dat kan ik wel hebben ja. Ik kan wel op de bank zitten, dat er niks uit mijn handen komt. En als ik rouw, dan praat ik heel veel met hen in mijn gedachte.’
Maartje: ‘Wat zeg je dan?’
Rita: ‘In het begin, als ik met mijn hond in het bos ging wandelen dan praatte ik veel tegen Remy. Dan zei ik: ‘Ik ben niet boos op jou Remy, weet dat ik niet boos op jou ben!’ Daar was ik bang voor, dat hij dat dacht. ‘Dat ben ik niet, echt niet’. En ik zeg dan: ‘Ik hou zoveel van jou, je moest eens weten hoeveel ik van je hou maar ik ben niet boos en ik mis jou zo erg, jeetje wat mis ik jou.’
Maartje: ‘Zijn er meer dingen of gebeurtenissen waardoor je Remy mist dan waardoor je Bo mist. Omdat hij er langer is geweest en je met hem meer herinneringen hebt gemaakt?’
Manon: ‘Bo is één week thuis geweest voordat ze naar het ziekenhuis ging. Dus er stonden overal nog gefeliciteerd-met-de-geboorte-van-kaartje er hingen roze slingers en ballonnen. We hadden zelfs de geboorteborden nog in de tuin staan. Vrienden hadden die gelukkig voor ons weggehaald voordat we thuiskwamen. Toen Bo overleden was en we thuis kwamen uit het ziekenhuis heb ik alles opgeruimd. Ik wilde rust. Het moest netjes zijn. Ik heb alle kraamcadeaus in boxen gedaan zodat ik er niet continue tegen aan hoefde te kijken. De kaarten met de vrolijkheid en gefeliciteerd die hoefde ik ook allemaal even niet te zien. Wat betreft Remy, als je een loempiakraam zie staan dan denk ik altijd aan Remy, maar bij Bo heb je niet zoveel momenten van buitenaf die je aan Bo herinneren. Dat heb ik meer met Remy.’
Rita: ‘Ik vind het wel confronterend als ik baby’s zie, of kindjes die nu de leeftijd van Bo zouden hebben. Mensen met een kinderwagen, vind ik ook moeilijk.’
Anders rouwen? Rouwsessies voor mensen die niet (willen) geloven in de dood.
Elkaar helpen?
Maartje: ‘Kunnen jullie elkaar helpen hierin?
Manon: ‘We zijn wel op onszelf, we houden ervan om lekker een moment alleen te zijn. En door de drukte zijn die maar schaars. Die momenten willen we wel voor onszelf pakken, maar daardoor zie je elkaar misschien niet zo vaak als je eigenlijk zou willen. We hebben een sterke band die hierdoor intenser geworden is denk ik en als er iets is hoef ik maar te bellen. Je begrijpt elkaar wel beter… Aan een half woord heb je genoeg.’
Rita: Wij durven ook hun namen uit te spreken, mensen van buitenaf hebben daar vaak meer moeite mee. Terwijl ik zijn naam juist heel graag hoor. Remy. Als een ander zijn naam uitspreekt, klinkt dat voor mij als muziek in de oren. Als we het over Bo hebben zeg ik ook Bo niet De Baby. Ik vind het belangrijk om die namen te blijven noemen.’
Maartje: ‘Praten over overleden kinderen vinden mensen altijd eng, maar ervaar jij dat het bij jou nog moeilijker is omdat Remy suïcide heeft gepleegd?’
Rita: ‘Ik heb dat zo niet ervaren.’
Maartje: ‘Manon jij wel?’
Manon: Nee, ik ook niet
Maartje: ‘Is de oorzaak van Remy’s overlijden geen extra taboe?
Rita: ‘Ik denk dat er een groter taboe op ligt als mensen denken aan het plegen van zelfdoding of een poging gedaan hebben maar deze mislukt is. Ik denk dat mensen hier niet over durven praten, uit schaamte, omdat ze bang zijn dat ze een stempel van de maatschappij gedrukt krijgen. Ik vind het jammer dat hier een taboe op is, zeker gezien het doodsoorzaak nummer 1 onder jongeren is. Het zou zoveel jongeren en mensen helpen als hier, makkelijker, over gepraat kan worden
Maartje: ‘Als ik jullie hoor praten klinken jullie niet verbitterd, hoe kan dat?’
Rita: ‘Nou, wat ik moeilijk vind als mensen tegen ons zeggen, vooral na Bo, waarom jullie? Waarom wij? Waarom, ik heb een hekel aan dat woord. Waarom wij, moet het dan bij iemand anders gebeuren? Ik wil ook niet dat het bij iemand anders gebeurt. Er is geen waarom. Er is geen antwoord. Het is gewoon zo. Wij moeten het dragen. Rouwen is al zo hard werken. Met tijden ben ik al zo moe van het rouwen, als ik dan nog moet bedenken waarom, dan ga ik me nog slechter voelen.’
Manon: ‘Je neemt het mee en dat zal altijd zo zijn. Je zal er altijd verdriet van blijven houden. Maar dat mag er ook zijn. Soms denk ik wel, lekker dat ik nu een avond op de bank heb zitten janken. Met een foto en een muziekje op dan ben ik ook blij dat ik weer even een moment heb en kan ik het daarna wel weer parkeren.
Maartje: ‘Jullie zijn niet boos op de wereld?’
Manon: ‘Nee ik ben niet boos op de wereld maar het is wel zo dat bij tijden echt agressie in me heb. Zo erg dat ik het servies tegen de muur kapot wilde gooien. Op een moment heb ik ook van alles klaar gezet om dat te doen. Ik heb het uiteindelijk niet gedaan, het klaar zetten was al genoeg. Ik heb dus echt wel agressie in me, maar dan denk ik wel op wie moet ik boos zijn? Je kunt er voor een deel ook zelf voor zorgen hoe je je voelt. Ook al had ik mijn leven zo geruild voor dat van mijn dochter, ik ben er nog gelukkig. Ik wil er nog steeds uithalen wat erin zit. Ik wil mijn leven weer proberen op te bouwen en dat lukt ook wel aardig. Dat wil ik zodat alles niet voor niets geweest is, voor hen wil ik er het beste van maken’.
Volg de Zoom mini-class: Je kind is niet weg
02.06.2021 – 20:00/ 21:15